Soms is het laatste stapje dat je moet zetten, het moeilijkst. Miranda merkte dat, toen ze aan de achtste verdieping van een parkeergarage hing.
We stonden op de achtste verdieping van de parkeergarage in Utrecht Science park. De wind blies blaadjes en een achtergelaten snoeppapiertje in de hoek. In de verte beneden hoorde ik het geklingel en gepiep van trams die hun eindstation bereikten. Het tuigje dat ik om had, zat behoorlijk strak en voelde als een voorbode van iets dat ik maar beter niet moest doen.
Ik keek naar de stoel die voor de reling stond. Het was de bedoeling dat we op daarop zouden gaan staan en dan over de reling zouden klimmen. Tot in mijn diepste vezels voelde ik dat dat eigenlijk niet de bedoeling was. Regel één die je ouders je meegeven is proberen veilig te blijven. Om dan op de achtste verdieping van een parkeergarage via een stoeltje over een reling te klimmen, voelt behoorlijk tegennatuurlijk.
Met de Mastery Members van Profit First gingen we abseilen, met ons gezicht naar voren. Groei vindt immers plaats buiten je comfortzone, dus welja. Ik luisterde goed naar de instructies, liep op het stoeltje af, klom erop en ging de reling over. Daar stond ik, op een betonnen randje niet veel breder dan dat mijn schoenen lang waren. Ik keek even om en zag de ijzingwekkende diepte achter me. Ik wist dat ik vertrouwen moest hebben in het materiaal, in onze begeleiders en in mezelf. Maar iets weten en iets voelen zijn twee verschillende dingen.
Toch vertrouwde ik één van de begeleiders ontzettend. Ik voelde op een bepaald niveau: Als ik bij hem in de buurt blijf, komt het goed. Het was een wat oudere man. Op de één of andere manier deed hij me aan m’n vader denken, die twee jaar geleden overleden is. Vlak voordat ik me moest omdraaien naar de diepte, keek hij me indringend aan. Zonder woorden zei hij: ‘Jij kunt dit.’
Vanaf het randje moest ik naar voren reiken om het touw te pakken dat voor me naar beneden hing. Daarvoor moest ik net iets uit m’n comfortzone. Ik reikte even naar het touw, maar ging toch weer terug naar achteren. Mijn oerinstinct hield me tegen. Toen hoorde ik heel duidelijk de stem van mijn vader. Het waren de woorden waarmee hij me in mijn leven al zo vaak had geholpen: ‘De mooiste overwinning is de overwinning op jezelf.’ Ik reikte opnieuw en nu lukte het wel om het touw te pakken. Mijn voeten stonden nu tegen, in plaats van op het randje. Even voelde ik me een hele piet. Toen zag ik onder me mensen als mieren, op de straten leken speelgoedautootjes te rijden. Ik hing tussen hemel en aarde en verstijfde. Mijn begeleider merkte het en sprak de legendarische woorden: ‘Je hoeft nog maar één stapje.’
Die held liet mij beseffen dat alles precies anders was dan ik dacht. Ik hing daar met het idee: Nu komt het, nu moet ik naar beneden. Door zijn opmerking realiseerde ik me dat ik al heel veel gedaan had. Ik was meegegaan de parkeergarage in, we waren naar boven gelopen, ik had een tuigje aangetrokken, een helm opgezet. Ik had geluisterd naar de instructies. Ik was tegen mijn instinct in, op het stoeltje en over de reling geklommen. Ik had op het randje gestaan, naar voren gereikt en het touw gepakt. Nu hoefde ik alleen het laatste stapje nog maar te zetten. Daar ging ik. En net zoals bij zoveel dingen, gold ook hier: als je eenmaal bezig bent, is het eigenlijk niet meer zo spannend.
Beneden was ik ontzettend trots op mezelf. Ik heb nog heel lang nagenoten van deze overwinning en van de bijzondere ervaring van het gevoel dat mijn vader bij me was. Dat ene laatste stapje was het moeilijkst én het beste van de hele dag.
Op welke kleine stap die jou heel veel moeite kostte, ben jij enorm trots?